- doortrekken
- doortrekken1{{/term}}〈overgankelijk werkwoord〉1 imprégner (de)————————doortrekken2{{/term}}〈onovergankelijk werkwoord, overgankelijk werkwoord〉1 [verlengen] prolonger2 [verder, harder trekken] tirer3 [door iets heen reizen] parcourir♦voorbeelden:1 een vergelijking doortrekken • pousser plus loin une comparaison2 (de trekker van) de wc doortrekken • tirer la chasse (d'eau)3 het land doortrekken • parcourir le pays¶ de kachel wil niet doortrekken • le poêle ne veut pas prendre
Deens-Russisch woordenboek. 2015.